Artikel 223 Fw:
[1.] Bij het definitief verleenen der surséance bepaalt de rechtbank haar duur ten hoogste op anderhalf jaar. Indien de surséance is geëindigd door het verloop van de termijn waarvoor zij is verleend, doen de bewindvoerders daarvan aankondiging in de in artikel 216 bedoelde bladen.
[2.] Vóór het einde der surséance kan door de schuldenaar eenmaal of meermalen haar verlenging voor ten hoogste anderhalf jaar worden gevraagd. Het verzoek wordt behandeld op dezelfde wijze als een verzoek tot verleening van surséance. Zoolang bij afloop der surséance op een verzoek tot verlenging nog niet is beschikt, blijft de surséance gehandhaafd. De door de rechtbank gewezen beschikking wordt bekendgemaakt op de wijze als in het eerste lid is bepaald.
Artikel 216 Fw:
De griffier doet van de indiening van het verzoek, van de voorloopige verleening van surséance, van de naam van de rechter-commissaris zo die is benoemd, van de namen en woonplaatsen der benoemde bewindvoerders en van den overeenkomstig het tweede lid van het voorgaande artikel bepaalden dag onmiddellijk aankondiging in de Nederlandsche Staatscourant en in een of meer door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen. Indien bij het verzoekschrift een ontwerp van akkoord is gevoegd, wordt daarvan in de aankondiging melding gemaakt.
Artikel 223b Fw:
[1.] Op verzoek van de bewindvoerders is de rechter-commissaris bevoegd ter opheldering van alle omstandigheden, de surséance betreffende, getuigen te horen of een onderzoek van deskundigen te bevelen. De getuigen worden gedagvaard namens de rechter-commissaris. Artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
[2.] Bij niet-verschijning of weigering om de eed of getuigenis af te leggen, zijn de artikelen 171, 172, 173, eerste lid, eerste volzin, tweede en derde lid, 174 en 175 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepasselijk.
3. De echtgenoot of gewezen echtgenoot van de schuldenaar of degene met wie de schuldenaar een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, de kinderen en verdere afkomelingen en de ouders en grootouders van de schuldenaar kunnen zich van het geven van getuigenis verschonen.
Artikel 213 Fw:
[1.] De schuldenaar die voorziet, dat hij met betalen van zijne opeischbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surséance van betaling aanvragen.
[2.] Surséance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent.